Het ontstaan en verdwijnen van begijnhoven

Waarom zijn begijnhoven ontstaan?

Over die vraag bestaan vijf verklaringsmodellen die op een heldere wijze staan beschreven in hoofdstuk 1 van een recent verschenen boek van Paul Marchal.

  1. De overschot- en de verzoringsthese
  2. De religiositeitsthese
  3. De revolutiethese
  4. De soberheids- en liefdadigheidsthese
  5. De netwerkthese

Waarom zijn de begijnengemeenschappen verdwenen?

Daar is geen eenduidige verklaring voor, maar daarbij zou het navolgende kunnen worden betrokken.

Het vreemde fenomeen doet zich voor dat tussen 1850 en 1900 het Bredase begijnhof een grote bloei heeft doorgemaakt toen meer dan 50 begijnen op het begijnhof woonden. Toen het Rijke Roomse Leven in Nederland nog in volle bloei was, hetgeen doorgelopen heeft tot 1955 – 1960, begon de neergang van de bevolking van het begijnhof zich al af te tekenen vanaf 1910. In de periode 1910-1920 vond nog slechts één professie plaats. Vanaf 1918 nam de bezetting van het Bredase begijnhof gestadig af omdat meer begijnen overleden dan er toen nog professies plaatsvonden. De laatste begijn overleed in 1990.

Tijdens het Rijke Roomse Leven kozen katholieke vrouwen in grote getalen voor een leven in kloosters en religieuze congregaties. Het lijkt er derhalve op dat bij een keuze voor hetzij begijn, hetzij zuster, vrouwen vanaf 1900 bij voorkeur kozen voor één van de vele prestigieuze en toen bloeiende zusterordes, die ook in grote nieuwe prachtige gebouwen gevestigd waren, en niet langer voor begijnhoven die een armoedige en ouderwetse uitstraling hadden gekregen. Voor 1853 bestond in Nederland deze te maken keuze helemaal niet omdat er toen niet of nauwelijks zusterordes in Nederland actief waren.

Daarnaast speelt uiteraard ook een rol dat door ontwikkelingen in de samenleving de vraag naar het soort diensten dat een begijnhof leverde afnam terwijl vrouwen die voor zichzelf de keuze maakten alleenstaand/ zelfstandig te blijven vanaf 1900 steeds meer mogelijkheden kregen om te kiezen voor dienstbetrekkingen/ beroepen die die het hun financieel mogelijk konden maken om zo’n leven als alleenstaande te leiden. De keuze om daarvoor in een begijnhof te gaan wonen was niet langer nodig en vaak ook veel minder aantrekkelijk.

Daarnaast speelt wellicht ook nog een rol dat naar mate door het teruglopen van de begijnenbevolking er steeds meer huisjes leeg kwamen te staan die aan alleenstaande vrouwen konden worden verhuurd, zich voor vrouwen steeds meer de gelegenheid voordeed om op het begijnhof te gaan wonen zonder dat men daarvoor begijn behoefde te worden met alle religieuze verplichtingen van dien.