Verzoekschriften Johanna van Polanen digitaal

Door het Begijnhof verrichte activiteiten in het kader van haar geschiedschrijving hebben ertoe geleid dat op verzoek van het Begijnhof van het Geheim Vaticaans Archief in digitale vorm twee verzoekschriften zijn ontvangen die Johanna van Polanen, vrouwe van Breda in 1440 en 1443 heeft ingediend bij de toenmalige paus Eugenius IV. Het betreft hier werkelijk een bijzondere vondst nu het hierbij gaat om documenten die bijna zes eeuwen geleden Breda hebben verlaten en nu in digitale vorm weer in Breda zijn teruggekeerd. De stukken zijn door het Begijnhof aangeboden aan Stadsarchief Breda. De achtergrond en inhoud van desbetreffende verzoekschriften lichten wij hierna toe.

Johanna van Polanen, echtgenote van Engelbrecht I van Nassau, liet tussen 1428 en 1440 de Wendelinuskapel bouwen. Sinds de zeventiende eeuw is deze kapel bekend als Waalse Kerk.

In een document van 27 augustus 1440 staat te lezen dat Johanna eveneens de wens koesterede om achter deze kapel een monasterium (klooster) voor mannen te stichten.
Op 10 september 1440 richt Johanna van Polanen zich met een verzoek tot Paus Eugenius IV om mensen die boete willen doen en vergeving willen hebben en daarom de genoemde kapel bezoeken en bijdragen aan de verbouwing en het beheer van de kapel een aflaat te geven van twee jaar. Uit deze pauselijke akte is op te maken dat de kapel in 1440 was opgeleverd, maar nog niet af. Kerkgangers moesten worden uitgenodigd om bij te dragen aan de bouw en het beheer van de kapel tegen het verkrijgen van een aflaat.

Op 11 september 1443 richt Johanna zich opnieuw met een verzoek tot deze paus. In dit verzoek staat dat ze begonnen is om een klooster (monasterium) te stichten en op te richten. Ze vraagt de paus, om alle christenen die de kerk of kapel bezoeken op de feestdag van de heilige Wendelinus of tijdens andere feestdagen en bijdragen aan de bouw, een aflaat van zeven jaar te verlenen.
Uit deze akte is af te leiden dat Johanna nog steeds het plan heeft om een klooster te stichten. De orde wordt hier niet genoemd. In 1443 wordt of is met de bouw van het klooster begonnen, want er is extra geld nodig. Interessant is dat in de eerste pauselijke akte wordt gesproken van een kapel. In de tweede akte van een kerk of kapel. Men was dus niet meer zeker van de status van het gebouw. Kerk (ecclesia) duidt waarschijnlijk iets meer in de richting van een klooster.

Na Johanna’s overlijden op 15 mei 1445 beëindigde haar zoon, Jan van Nassau de bouwactiviteiten van het kloostercomplex. In 1535 kwam het complex met kerk toe aan de Bredase begijnengemeenschap, die op verzoek van Hendrik III van Naussau haar middeleeuwse Begijnhof verliet.

De historicus Valentijn Paquay, die aan het Jaarboek van De Oranjeboom eerder heeft bijgedragen over kapel en klooster, publiceerde in 2012 de verblijfplaats van de twee pauselijke aktes in het Archivio Segreto Vaticano, het privé-archief van de pausen in Rome. Bij de viering van het 750-jarig bestaan van het Begijnhof van Breda in 2017 zullen nog twee boeken verschijnen, over de bouwhistorie en de algemene geschiedenis van het Begijnhof. Ten behoeve van deze publicaties zijn de originele documenten in Rome opgevraagd en gedigitaliseerd. De historicus Frans Gooskens vertaalde de documenten.

Suppliek gedateerd 1440-09-10
Johanna, gravin en barones van Nassow, de Leck en Breda, heeft het behaagd om een kapel te stichten, ter ere van God en ook van sint-Wendelinus, in de stad Breda horende onder het bisdom Luik, te bouwen en op te richten voor de vermeerdering van de goddelijke eredienst. De genoemde gravin verzoekt dat mensen die boete willen doen en vergeving willen hebben en daarom de genoemde kapel bezoeken en bijdragen aan de verbouwing en het beheer van de kapel een aflaat te geven van twee jaar. akte opgesteld in Florence ‘quarto iden septembris anno decimo’

Suppliek gedateerd 1443-09-11
Verzoek van Johanna, gravin van Nassow etc., dat zij in haar stad Breda gelegen in het bisdom Luik, begonnen is om een klooster (monasterium) te stichten en op te richten, dat alle christenen die de kerk of kapel bezoeken op de feestdag van de heilige Wendelinus of tijdens andere feestdagen en bijdragen aan de bouw een aflaat van zeven jaar ontvangen. Akte gedateerd: ’tercio idus septembris anno terciodecimo’ 13e regeringsjaar van Eugenius IV

suppliek-1gr

Suppliek 1440-09-10

suppliek-2gr

Suppliek 1443-09-11