Burgemeester Depla nam op 30 juni het eerste exemplaar in ontvangst van het vijfde boek in de jubileumserie van het Begijnhof. Dit boek, geschreven door bouwhistoricus drs. J.W. Veerman, handelt over de bouwhistorie en verschijnt in nauwe samenwerking met het Begijnhof bij Uitgeverij Matrijs. U kunt het boek hier bestellen. Het boek is te koop in de winkel van het Begijnhofmuseum en kost € 29,95.
Wie de geschiedenis van een plek wil leren kennen, heeft vele mogelijkheden. Er zijn altijd mensen te vinden die verhalen kunnen vertellen, soms uit eigen herinnering. Boeken en artikelen zijn er volop, in alle soorten en maten; op internet liggen feiten en beweringen voor het oprapen. Specifieke informatie kan opgezocht worden in een plaatselijk of provinciaal archief. De combinatie van zulke bronnen levert vaak een ‘veelkleurig’, genuanceerd verhaal op. Ook de plek zelf roept vragen op. Oud beeldmateriaal, zoals oude kaarten en foto’s, helpt die te beantwoorden. Net als wetenschappelijke methoden die licht op het onderwerp werpen. Denk aan archeologie en historische geografie.
Daaraan verwant, maar iets anders, is bouwhistorisch onderzoek. Bij dat type onderzoek staan historische gebouwen en hun omgeving centraal, als onderwerp en als eerste bron. Meer plechtig gezegd, houdt een bouwhistoricus zich bezig met het gebouwde en onbebouwde erfgoed. Door kennis van de manieren van bouwen in een bepaalde regio, van constructies, van materialen en andere technische zaken en hoe dat alles in de loop der tijd veranderde, kan de geschiedenis van bouwwerken worden doorgrond. Met een bredere aanpak – met behulp van informatie die wordt geboden door andere bronnen en methodes, zoals hierboven genoemd – is het mogelijk een groter verhaal te reconstrueren, waarbij diverse historische achtergronden bij elkaar komen. Er wordt weleens gesteld: ‘als de muren konden spreken …’. Welnu, dat doen ze. Een bouwhistoricus is een tolk, die de plek laat vertellen.
In de voorbije jaren is door deze bril naar het Bredase Begijnhof gekeken. Het heeft een zeer lange geschiedenis. Op de huidige plaats is dat complex bijna vijfhonderd jaar oud; de begijnen leefden tot omstreeks 1535 dichterbij het kasteel. De instelling is nog eens een paar honderd jaar ouder (we vieren in 2017 het 750-jarig bestaan). Niet verwonderlijk dat er als voorbereiding op het bouwhistorische onderzoek een hoop gelezen is, zo’n beetje alles dat over dit Begijnhof geschreven is. Maar vooral zijn de gebouwen zelf aan het woord gelaten. Wie er letterlijk langer bij stilstaat, merkt dat zij vragen doen opkomen. Daarop kan een antwoord worden gezocht in verschillende bronnen. Te Breda hebben we het geluk dat het Begijnhofarchief voor een groot deel behouden is; de informatie die het geeft gaat vele eeuwen terug. Zo kan een aan een huis af te lezen datering dikwijls worden vergeleken met oude stukken uit zo’n gevonden periode. We geven drie schetsen van opmerkelijke vondsten en van ‘verhalen’ daarachter schuilgingen. De nummers vindt u terug op de plattegrond.
Van dit soort kwesties zijn er veel meer tevoorschijn gekomen, sinds de eerste verkenningen in 2008. Al gauw bleken de begijnengebouwen zoveel over het bouwen en leven op dat hof te kunnen vertellen, dat het bestuur van de Stichting Het Begijnhof een groot onderzoek op touw zette. De resultaten daarvan worden door de bouwhistoricus, de heer J. Veerman, in een rijk geïllustreerd boek gepresenteerd, dat komend voorjaar verschijnt bij uitgeverij Matrijs. Het spreekt vanzelf dat daarin de verhalen binnen bredere kaders zijn geplaatst. Zodat de bouwhistorie van het Begijnhof ook echt wat vertelt over die nog altijd fraaie, kalme plek; het bouwhistorisch onderzoek wijst aan wat we daar kunnen zien en hoe dat zo gekomen is.